Een donker gat
Op de open afdeling van de kliniek begeleid ik regelmatig mensen met een zware depressie. Iemand ervaart vaak weinig perspectief, heeft het gevoel dat alles bij de handen afbreekt. Gevoelens van wanhoop, machteloosheid, somberheid en een bestaan zonder doel. Dat zijn woorden die vaak naar voren komen als ik met patiënten praat over hun depressie. Desondanks kunnen sommige mensen met een depressie nog wel blijven werken en ‘vrolijk’ zijn aan de buitenkant. Als er ruimte voor is, vraag ik tijdens een gesprek met een depressieve patiënt daarom altijd door. Ik ga naast de patiënt staan, om steun en veiligheid te bieden.
Een opname kan kort duren, bijvoorbeeld bij het starten van medicatie. Soms kan dat thuis verder worden voortgezet, met ondersteuning van een gebiedsteam dat ambulante hulp verleent. Maar als een patiënt voor het eerst met een behandeling begint, kan het nodig zijn dat we de hulp opstarten in de kliniek. Iemand is dan soms een paar weken opgenomen, afhankelijk van hoe iemand reageert en wat er nodig is na de opname.
Herstel in golven
Wat ik het meeste doe als ik iemand met een depressie begeleid? Luisteren. Horen wat hen vast liet lopen en waarom vooruitgang nog niet lukt. Samen met de arts en psychiater kijk ik naar mogelijkheden op het gebied van therapieën en medicatie.
Herstel gaat in een golvende beweging. Soms gaat het wat beter, dan weer wat minder. Daarom is het belangrijk dat we kijken naar de volgende stap. Daar betrekken we de patiënt bij. Ook stellen we doelen om naartoe te werken. Bijvoorbeeld dat de patiënt elke dag aanwezig is bij het ontbijt, zodat iemand weer een gezond dag- en nachtritme ontwikkelt. Als we dichterbij het doel komen, heeft de patiënt een succeservaring. Daarmee bouwen we aan meer vertrouwen in zichzelf én in de toekomst.